Goudzoekers
Jouw spanning liep al op,
een tijdje,
in je stenen botten en dunne, broze huid.
Ik merkte het aan je.
Jij laat mij dat voelen,
wanneer ik jou bezoek,
altijd eigenlijk,
instinctief samen.
Overdag wanneer ik met je wandel,
mijn botten,
in de nacht in mijn dromen voel
ik jouw onrust
jouw huidspanning,
jouw verlangen naar expansie, naar loose.
Volle Maan was het en jouw Bergen zijn dichtbij.
Samen houden ze jouw stevig vast.
Samen kijken wij naar die grote, lichte bol.
Wat ben je intens stil vannacht.
Dan schuif je met een schok je lichaam los.
De nacht tril ik de spanning lange tijd uit mijn vacht.
Jij bent het!
Loose! Wàt een zucht…
Los nu, eindelijk, van de goudzoekers van buiten de Aarde.
Goudzoekers