Loslaten zover het oog reikt.Van knalrood naar bruin, van herfst naar winter.Verder reizen nu, met minder ballast.Van doen naar zijn, van controle naar vertrouwenVan inspanning naar ontspanningVan identiteiten tot natuurlijk zijn.Zelfgestelde doelen worden overgave.Denkbeelden vervagen naar openheidHet seizoen wordt stil.Zonder
Zwammenmagie
Het deurtje gaat piepend een kiertje open,Geschrokken houd ik mijn adem in,de vliegen zwammen zoemend om mij heen.Schimmelgeur van zijn huisje omsingelt mij,paddenstoel in nat bos.Ineens zie ik het. Het is blauw, zijn laarsje.Verwonderd kan ik alleen maar zeggen:“Kaboutertje, kom
Versteende Zee
Over de koeien heen hoor ik de ZeeWelk geweld heeft Haar omhoog gestuwd?Lagen van schelpjes en schelpdieren,Kan ik ze nog zoeken,Krakend onder mijn zware ogen?Koeien grazen langs de vloedlijnHun bellen schrikken mij wakkerIk kijk in het tijdloze verleden,De rotsen, de
Jeugdig moeiteloos
Ofschoon het pad duidelijk is,De te nemen passage helder,Aarzel ik.Het platgetreden spoor is niet verkieslijk,De gevolgen van gedachteloos doorgaanZijn in perspectief zichtbaar.Het trucje HOE over afschrikkend draad te klimmen,Springt vrolijk en ondeugend in mijn herinnering.Een moment vrij en spoorloos zijn.Jeugdig
Twee ogen
Lichte, bruine ogen staren mij aan, duizelig.De lijnen in zijn ronde, geschaafde gezicht vertellen mij hoe oud hij is.De rondbruine kleur laat de opgeslagen Zonnekracht van jaren zien,Onbewogen en ongestoord verzameld.In de verte hoor ik de houtvesters van het Natuur